Dit straatje, dat de Markt met de Herenstraat verbindt, is één van de oudste straatjes van Culemborg en al op de plattegrond van Jacob van Deventer, uit 1560, te vinden.
Op de Kadasterkaart van 1811-1832, het zogenaamde Minuutplan, staan de panden en op een bijbehorende lijst hun eigenaren vermeld. Het Vierheemskinderstraatje wordt hier “Kinderstraatje” genoemd.
Waarom heeft deze straat die naam?
In het begin van de 17e eeuw waren in het centrum van Culemborg drie “voorname” herbergen gevestigd “‘t Gulden Hooft” (Markt 6), “De Gouden Leeuw” (Markt 8), en “De Vier Heemskinderen”.
In de Culemborgsche Courant van 16-12-1949 werd onderstaand artikel geplaatst.
Het verhaal ging dat de herberg “De Vierheemskinderen” was gevestigd op hoek Vierheemskinderstraatje/ Markt 17 omdat daar rond 1900 in de tuin een gevelsteen gevonden werd met een afbeelding van Ros Beiaard met de Vierheemskinderen. Het was dus logisch dat men dacht dat de herberg daar wel zou hebben gestaan. In die tijd woonde daar de familie Sillevis. Dhr. H. A. Sillevis was directeur van de Culemborgsche Borstel – en Kwastenfabriek, die halverwege het straatje, op nummer 8, was gevestigd. De fabriek moet ergens in de jaren zestig van de 19e eeuw gebouwd zijn, want in 1869 heeft Sillevis met z’n borstelwerk op een internationale tentoonstelling in Amsterdam gestaan volgens onderstaande aankondiging :
“De Algemeene Catalogus der Internationale Tentoonstelling van Voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den Handwerksman, 1869
519 – H. A. Sillevis – Borstelwerk, Culemborg”
Na afbraak van de herberg heeft dhr. Sillevis op die plek de Borstel- en Kwastenfabriek laten bouwen en heeft toen zeer waarschijnlijk die gevelsteen uit de oude herberg verwijderd en in zijn tuin gelegd.
Inmiddels weten we waar die herberg, “De Vierheemskinderen”, was gevestigd :
Historicus A. J. Blommers vond in september 2018 interessante en belangrijke informatie over deze herberg en het straatje in het Regionaal Archief Rivierenland die hij met mij deelde. Uit een akte, opgemaakt in 1737, blijkt bij de verkoop van het pand, dat nu ongeveer de dierenwinkel van Van Diën is, de naam “De Vierheemskinderen” droeg. “De Vierheemskinderen” was van 1560-1695 een herberg, maar ook daarna droeg het pand nog steeds de naam “Vierheemskinderen”, tot zeker begin 19e eeuw.
De herberg “De Vierheemskinderen” was het enige grote pand (kadasterkaart nr. 833) in het straatje. De stallingen bij de herberg lagen zeer waarschijnlijk achter de herberg. Men kwam daar via ’n nu nog gedeeltelijk aanwezige wagenweg in de Herenstraat (kadaster 828). Mogelijk hoorde ook de tuin (kadaster 834) bij de herberg. “De Vierheemskinderen” had in 1806 huis- nummer 513, en in 1830 en 1840 ook nog.
Volgens het huizenregister van 1678 staat Simon Petri van Poorts geregistreerd als eigenaar van de herberg. De bevestiging staat in een boek van J.C. Schultz Jacobi (omstreeks 1835 Lutherse predikant in Culemborg en Tiel) over de Lutherse kerk; daarin wordt Poorts genoemd als kerkbestuurder en waard in de “De Vierheemskinderen”. In het “Tijnsregister“ (een soort erfpachtregister) van 1685 worden ook nog twee vorige eigenaren bij naam genoemd; Hendrik Spoor en Pieter Sam.
Hoezo de Vierheemskinderen?
Héél kort samengevat met nadruk op het begin van ’t verhaal
Ten overstaan van al die gasten waagde Hugo van Dordogne kritiek te leveren op Karel door te stellen dat deze zijn neef Aymon van Dordogne beter moest gedenken omdat die tenslotte overal voor Karel streed en zijn leven voor hem riskeerde. Karel ervoer dit als ’n regelrechte belediging, trok zijn zwaard en sloeg ter plekke Hugo dood. Dit moest “natuurlijk” gewroken worden en er ontstond een heftige strijd.
Na verloop van tijd sloten Karel de Grote en Aymon toch vrede, maar Aymon gaf daarbij wel aan dat verwanten van Karel hun leven toch niet zeker zouden zijn. Karel gaf bij die gelegenheid ook zijn zus Aye als huwelijkspartner ten geschenke. Aymon en Aye kregen vier zoons, de vier Aymonskinderen (Heemskinderen). Aye was bang dat ze niet veilig zouden zijn voor hun eigen vader, het waren immers verwanten van Karel de Grote, en liet de kinderen direct al na hun geboorte in het geheim elders opvoeden. Dat Aymon niet wist dat hij die zoons had kwam omdat hij zelden thuis was, want steeds op veldtocht. De vier zoons, genaamd Ritsaert, Writsaert, Adelaert en Reinout, wilden hun moeder toch eens ontmoeten en kwamen als monniken gecamoufleerd bij haar op bezoek.
Ze werden door hun moeder rijkelijk onthaald met copieuze maaltijden en enorm veel drank.
Het grootste deel van het verhaal volgt hierna waarin de acceptatie door hun vader die de jongste en sterkste zoon Reinout het aanvankelijk oersterke ontembare paard Ros Beyaert schenkt, de belevenissen die ze beleven in de grote strijd met Karel de Grote omdat diens zoon Lodewijk met Adelaert ging vechten omdat hij niet tegen zijn verlies bij ’n schaakspel kon maar vermoord werd door Reinout die voor zijn broer opkwam, enz., enz. Een zeer aanbevolen lezenswaardig, mooi en spannend verhaal dat in vorige eeuwen bij vrijwel iedereen heel populair en heel bekend was.
De horeca speelde hier gretig op in refererend aan het hoofdstuk over de weldadig rijke ontvangst door de moeder. Herbergen en kroegen ontvangen hun gasten zoals de moeder haar 4 zoons, de Vierheemskinderen, ontving!! Vandaar dié populaire naam gebruikt door herbergen en zo dus ook in Culemborg.
We gaan weer terug naar het Vierheemskinderstraatje en haar bewoners
We pakken de draad weer op bij de heer H. A. Sillevis van de Culemborgsche Borstel – en Kwastenfabriek. Hendrikus Adrianus Sillevis overleed in 1904 en de heer Henri Guilliaume Fromberg volgde hem op. De fabriek kreeg de naam : N.V. Culemborgsche Borstel- en Kwastenfabriek, voorheen H.A. Sillevis.
Onderstaande foto geeft de huidige situatie weer. Vroeger bestonden de twee grote (niet witte) panden aan de rechterzijde van het straatje uit vier woningen (huisnummers 8, 10, 12 en 14 ) die in 1976 verbouwd en samengevoegd werden tot deze twee grote panden voor de ijzerwaren – en diervoederwinkel van Bas van Zanten. Het werden winkel en pakhuis, die later door dochter en schoonzoon Van Diën voortgezet werden als diervoederwinkel.
Vierheemskinderstraatje nummer 1
Weer terug naar de tijd van de Borstel-en Kwastenfabriek
Ferdinand Benda (geb.1868) had samen met zijn vrouw Bernardina Barbara Jansen (geb. 1871) drie kinderen; Albert, Grada en Ferdinand (jr.). Albert stortte zich op de muziek. Na zijn studie kreeg hij meerdere zangkoren onder zijn leiding, gaf muziekles en componeerde ook veel muziekstukken. Hij behaalde vele prijzen en werd in januari 1924 aangesteld als organist van de R.K Barbarakerk, wat hij ongeveer een halve eeuw zou blijven doen.
Omstreeks 1950 werd het pand overgenomen door J.M.P van Jaarsveld, die er tot eind jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw een kapperszaak runde. Na kapper Jaarsveld kwam het pand in bezit van reisbureau Bontour, nu Tui geheten.
Vierheemskinderstraatje 4
Drie percelen Vierheemskinderstraatje 3
Volgens bovenstaande advertentie in de Culemborgsche Courant van 1935 kwam ’t pand, Vierheemskinderstraatje nr. 3, dat tot de voormalige borstelfabriek behoorde, te huur.
Het grote pand stond te koop, werd gekraakt, maar in 1978 door huisarts Dr. D. C. F. Vroon uiteindelijk gekocht en liet het beneden verbouwen tot huisartsenpraktijk en boven inrichten voor kamerbewoning. Dokter Vroon woonde en praktiseerde aan de overzijde van de Herenstraat, op nr. 35. Hij associeerde met Dr. A.A.M Derwig en samen betrokken ze het nieuwe praktijkpand in 1978. Dr. Vroon overleed plotseling in 1986 en de praktijk met woning werd overgenomen door Dr. Derwig, die in 2013 stopte met zijn praktijk, maar er wel met z’n vrouw (ondergetekende) bleef wonen.
Sinds enkele jaren draagt het pand de naam “Vierheemskinderen” (als eerbetoon aan de mooie legende en de voormalige herberg in het Vierheemskinderstraatje) en worden er jaarlijks exposities georganiseerd.
Een ander leuk verhaal wist Joke te vertellen over Gerrit Kalkhoven (1877-1938) en echtgenote Eef van Ekris (geb. 1878). Zij woonden sinds 1898 in het Vierheemskinderstraatje (’t derde huis aan de linkerkant vanaf de Herenstraat). Gerrit was een rustige sigarenmaker, die ’s ochtends om 07.00 uur vertrok en ’s avonds om 19.00 uur weer thuis kwam. Zijn vrouw Eef was bekend als conciërge van de Lutherse kerk en daarnaast beoefende zij het vak uit van poelier. Dagelijks bracht men bij haar kippen, ganzen, konijnen en hazen om te plukken en klaar te maken voor consumptie. Iedere avond werden deze geplukte dieren door een loopjongen terug bij de klanten gebracht en kreeg daar vijf cent per stuk voor. De donsveren werden opgespaard en aan het eind van het jaar verkocht aan Van Everdingen, die een winkel in bedden en textiel had op de Markt. Deze dons werd gebruikt als matrasvulling.
Hoekpand Herenstraat 34 / Vierheemskinderstraatje 18
Uit de volgende advertenties van de Culemborsche Courant blijkt welke winkelbedrijven o. a. in de loop van de 20e eeuw waren gevestigd in dit pand.
Kapper Jan van Kampen (1871-1928) was gehuwd met Maria Magdalena Groenewegen (1870-1938). Zij verhuisden in 1889 naar de Markt.
Van 1938-1951 was de melk- en kaashandel van H. Leuvenink in het zojuist besproken hoekpand gevestigd. Beginjaren vijftig werd de handel uitgebreid met de verkoop van Bier, Limonade en Wijn. In 1951 verhuisde die zaak naar de Triosingel. Momenteel fungeert dit pand als woonhuis.
Vierheemskinderstraatje 16
Begin 20e eeuw woonden op nummer 16 eierhandelaar Manus (Hermanus Petrus) Snelderweerd (geb. 1875) en diens vrouw Driek (Hendrika Martina) Borgsteijn (geb. 1872). Iedere dinsdag kocht Manus op de markt vele duizenden eieren. Deze eieren werden aangevoerd door boeren uit Culemborg en omstreken en dinsdags op de markt voor de handelaren op de eierbanken te koop gezet. De verkochte eieren werden dan door diezelfde boeren bij Snelderweerd thuis bezorgd, geteld en daar afgerekend. Na de middag werden deze eieren door hem in lange platte kisten verpakt en verzonden voor de verdere handel.
Vierheemskinderstraatje 6
In dit huis was vanaf 1882 de varkens- of spekslagerij van Johannes (Jan) en Ka Sneijders gevestigd. Jan (geb.1859) was gehuwd met Catharina, genaamd Ka, van Loo (1866-1933). Via een smal poortje naast de winkel kwam je bij de slachterij. Zijn balkenbrij was gekend en onovertrefbaar ! Jan was de zoon van Jelle Sneijders (gehuwd met Wilhelmina Budde), die borstelwerker was bij de Borstel- en Kwastenfabriek van A. H. Sillivis.
Na het overlijden van zijn vrouw Catharina in 1933 vertrok Sneijders naar Amsterdam. Kennelijk was het pand eigendom van de fam. Sillevis, want zoon Leendert Sillevis vroeg vergunning aan om in ’t pand een “electromotor” te plaatsen volgens onderstaand artikel in de Culemborgsche Courant van 1934.
In juli 1932 vestigde Willy (Wilhelm Robert Carl) Behmenburg, geboren 1901 in Duitsland, zich in Culemborg. Hij trouwde met Klazina van der Straten en nam in 1934 de slagerij van Sneijders over. Na de Tweede Wereldoorlog vertrok het gezin naar Amerika. Hun dochter Wilhelmina werd een bekend fotomodel.
Waar op deze foto het bord uithangt was de slagerij gevestigd. Beginjaren van de oorlog vestigde zich slager Nico Buur in de bestaande slagerij en kocht later het naastgelegen nr. 4 erbij om zijn zaak uit te breiden.
Nog enkele advertenties uit de Culemborgsche krant van bewoners die een bedrijfje of winkel hadden in het Vierheemskinderstraatje
Kennelijk had H. A. Sillevis van de Borstelfabriek ook een schildersbedrijfje. Dit bevond zich zeer waarschijnlijk op nr. 12 van het straatje. ’t Bedrijfje werd in 1900 door schilder Otto Borgstein overgenomen. Otto Borgstein (geb. 1866) huwde in 1891 met Hendrica Cornelia Dolman ( geb. 1868 in Loosdrecht). Het schildersbedrijf van Borgstein deed goede zaken en het verhuisde in 1903 naar de Markt (vlakbij het stadhuis).
Het Vierheemskinderstraatje is een heel ingewikkeld straatje wat de panden betreft. De percelen zijn in de loop der jaren nogal eens veranderd en het is daardoor soms ook moeilijk na te gaan wie de bewoners waren. Sommige panden hebben ook een andere indeling gekregen, zodat er meerdere gezinnen in een pand konden wonen. Het was een belangrijk straatje, want de Borstel- en Kwastenfabriek en de Telefooncentrale waren daar jaren gevestigd. Het is ook duidelijk geworden dat er veel bedrijvigheid was. Er waren best veel bedrijfjes die dan ook nog eens veranderden van eigenaar. Het was moeilijk om uit te zoeken, maar voor ‘n deel is dat nu toch gelukt.
Er zijn nog veel meer mooie verhalen, maar om dit stuk niet te lang te laten worden heb ik me beperkt. Met name het verhaal (opgeschreven door Joh. Van Redichem in de Culemborgsche Courant van 19-05-1950) van de op nr. 1 ooit gevestigde huisarts : dr. Wiegersma (jawel, de grootvader van het beroemde “Dorp aan de rivier” van Toon Kortooms) en de streken en belevenissen in het tegenover liggende café zijn echt smeuïg!
Bronnen :
RAR-Regionaal Archief Rivierenland en Gelders Archief
Delpher-Digitaal Archief Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Digitaal Archief Culemborgsche Courant en Utrechts Nieuwsblad
Archief Museum Elisabeth Weeshuis-MEW
Beeldbank Rijks Cultureel Erfgoed -RCE
Beeldbank Nederlands Instituut voor Militaire Historie-NIMH
Culemborg zoals het was – “Het leven in Culemborg”
Historicus A. J. Blommers
Verhalen van Joke van Hazendonk en familie
Familie van de besproken bewoners
Archief Alies Derwig-Witteveen-ADW
Alies Derwig Witteveen, februari 2019