Dit artikel onderzoekt de historie van Goilberdingerstraat 7, 9, 11, en 13, beginnend met een groot woonhuis dat sinds 1686 in bezit was van invloedrijke families zoals de Kloeckhoffs en de Bosches. Na vele generaties en veranderingen in eigendom, werd het oorspronkelijke huis uiteindelijk gesloopt om plaats te maken voor hedendaagse appartementen. We bekijken de architecturale en sociale ontwikkelingen die dit adres heeft doorgemaakt vanaf de zeventiende eeuw tot nu.
Deze appartementen zijn gebouwd in 1985. Maar ooit stond op deze plek een groot woonhuis. In het “Register, bevattende opteekening [sic] van de onroerende goederen in stad en schependom van Culemborg met de namen der eigenaars, opgemaakt ca. 1805” lezen we:
“Een huis, erve en tuin in de Goilberdingerstraat aan de Noordzijde, sedert den jare [sic] 1686 in de Famille [sic] van den heer Kloeckhoff tot dat ’t zelve door den Heer mr. H.T. Bosch, ingevolge testamentaire dispositie van juff. Anna Elisabeth Kloeckhoff op den 24 december 1795 voor den Not. H.J. van Setten en getuigen gepasseert [sic] is, is geërft [sic] dus thans eigenaar van ’t zelve Mr. Hannibal Theodorus Bosch.”
Het betreft het bovengenoemde woonhuis, met nr. 586; kadastraal bekend: sectie I no. 971 (erf) en no. 972 (huis en erf).
Een Blik op Familie Kloeckhoff
Op 8 juni 1686 werd de heer Bathas(z)ar Kloeckhoff eigenaar van huis nr. 586. Op die dag kocht hij het van de heer Willem de Bruyn. Balthasar ‘Kluckhoff’ (‘Cluckhoff’) kwam uit Duitsland en vestigde zich in de jaren zeventig van de 17de eeuw in Culemborg. Hij was gehuwd in 1675 met Catharina Rüllmans, sinds 1673 weduwe van Anton Friedrich Tepell.
Dhr. Kloeckhoff had bestuurlijke functies in het graafschap; daarbij had hij ook een vertrouwenspositie bij gravin Louise Anna van Waldeck-Eisenberg, die toen gravin van Culemborg was. Hij was ook burgemeester van Culemborg, rentmeester van de graven van Culemborg en “Kuilenburgschen Advocaat”. Hij overleed in 1708 en Catharina in 1721.
De volgende eigenaar van het huis was waarschijnlijk hun zoon Balthasar, geboren in Culemborg in 1680 en gehuwd in 1703 met Maria de Lange. Hij werd advocaat in 1700 en werd in 1701 benoemd tot administrateur van de vorstelijke goederen, door Sophia Henriëtte en Alberdina Elisabeth, prinsessen van Waldeck.
Balthasar Kloeckhoff overleed in 1764. Huis nr. 586 in de Goilberdingerstraat bleef in het bezit van de familie Kloeckhoff. In de “Bevolkingslijst stad en schependom” van 1770 wordt melding gemaakt van zes bewoners: “De Heeren Burgemeester en Advocaat Kloeckhoff en zusters” en “De Heer Schepen Bosch en zuster”. Hoogstwaarschijnlijk waren dat Cornelis Albertus Kloeckhoff (arts en burgemeester), Nicolaas Kloeckhoff (advocaat), Albertine Elisabeth Kloeckhoff, Geertruida Charlotta Kloeckhoff, Hannibal Theodorus Bosch (schepen) en Lucretia Helena Bosch.
In 1799 overleed Albertine Elisabeth als laatste van de broers en zussen Kloeckhoff. Zij had, zoals beschreven, huis nr. 586 nagelaten aan Hannibal Theodorus Bosch. Wie was hij en waarom erfde hij het huis?
Het Bosch van Rosenthal Erfgoed
In de inventaris “Familie Bosch van Rosenthal” in het Gelders Archief lezen we, dat hij een afstammeling was van “Claas Claassen Bosch van Osch, brouwer in ’s Hertogenbosch. Deze ging op de vlucht voor de Spaanse dreiging jegens aanhangers van de Reformatie en vestigde zich in het laatste kwart van de 16de eeuw in Culemborg. Daar zette hij zijn brouwerij voort.
Aan het eind van de 16de eeuw staat de brouwerij onder leiding van Theodorus Bosch. Maar …
“Deze staakte het bedrijf kort na 1700 en studeerde vanaf 1713 theologie te Utrecht. In 1720 volgde, op voordracht van de heer van Grijsoord, zijn beroeping tot predikant te Oude Tonge in Zeeland”.
Theodorus Bosch was de vader van Hannibal Theodorus. Hij was gehuwd in 1723 met Hillegonda Bosch (ꝉ 1728) en 2. in 1733 met Anna Catharina Vyvyan (ꝉ 1738). Theodorus en Anna kregen twee kinderen: Lucretia Helena en Hannibal Theodorus.
Lucretia H. was “geestelijk minvermogend” en stond tot haar dood onder curatele. Hannibal Theodorus studeerde rechten in Leiden en volgde ook colleges in de theologie. Nadat in 1741 vader Bosch overleed, waren de kinderen wees. Daarom werden ze opgenomen in het gezin van hun voogd Balthasar Kloeckhoff uit Culemborg. Hij was tevens executeur-testamentair en stelde de boedelinventaris in Oude Tonge op. Zo kwam Hannibal op 3-jarige leeftijd terecht in de stad waar zijn vader geboren was.
“Hij huwde in 1771 na een jarenlange geheime verlovingstijd, waarin zij honderden brieven wisselden, met Catharina Maria Nedermeyer”.
Uit het huwelijk werden meerdere kinderen geboren, waarvan slechts twee hun ouders overleefden: Louise Anna en Balthasar Theodorus.
Hannibal Th. Bosch bekleedde diverse functies in het graafschap en de stad Culemborg. Zo was hij stadhouder van de lenen en “archivarius” van het grafelijk huis, na zijn benoeming in die functies door Willem V in 1781. Verder was hij (van 1802 tot 1805 en van 1807 tot 1811) protector van het Elisabeth Weeshuis, burgemeester, “practiseerend [sic] advocaat en procureur en ordinaris raad van den edlen Hove”.
“In 1795 werd hij, als vertegenwoordiger van de oude orde, uit zijn ambten gezet, maar in november 1802 door het departementaal bestuur van Gelderland uitgenodigd om opnieuw tot de magistraat toe te treden. In 1811 legde hij zijn ambten neer en stierf in januari van het jaar daarop.”
Transformaties van het Bezit door de Eeuwen Heen
Zoon Balthasar Theodorus, die ‘Nedermeyer’ aan zijn naam kreeg toegevoegd, erfde van zijn vader meerdere panden in Culemborg, waaronder huis nr. 586 in de Goilberdingerstraat. Bathasar Th. N. Bosch had rechten gestudeerd en werd, evenals zijn vader, advocaat én bestuurder in Culemborg.
“Tevens nam hij de deelneming van zijn vader in het handelshuis Nedermeyer, Voogd en Cie te Amsterdam over. Gedurende de Franse tijd was hij adjunct-maire van Culemborg, maar hij trok zich uit het openbare leven terug na de vestiging van het koninkrijk in 1814, beperkte zich tot zijn advocatenpraktijk en het beheer van zijn bezittingen”.
Hij overleed in 1847, ongehuwd en kinderloos. De kinderen van zijn zus Louisa Anna erfden van hun ‘oom Nedermeyer’. In 1848 verkochten zij huis nr. 586 aan Wilhelmus Belianus Barends en Wilhelmus Christianus de Crane. De heer Barends was, sinds 1845, predikant van de Ned. Herv. Kerk te Culemborg. Hij was gehuwd met Maria Wilhelmina Bangert en woonde in de Slotstraat.
De heer de Crane was o.m. wethouder, ambtenaar van de burgerlijke stand en heemraad van het polderdistrict Culemborg. Ook is hij protector van het Elisabeth Weeshuis geweest. Hij was gehuwd met Anna Elisabeth Maria Wolterbeek en woonde aan het Marktveld.
In 1852 werd huis nr. 586 weer verkocht. Koper van “Een huis, erf en tuin met uitgang uitkomende achter in de Meent” was Jan Hendrik van Son. Jan H. van Son was een zoon van Nicolaas Adrianus van Son, die een steenfabriek had langs de Linge in Acquoy. Deze steenfabriek werd in 1851 verkocht; wellicht heeft Jan Hendrik toen een erfenis gehad. In de notariële akte staat hij vermeld als “koopman te Culemborg”.
In het Bevolkingsregister 1850-1860 staat hij te boek als tabakskerver, wonend Marktveld 158 en later in huis nr. 586.
In 1854 kwam huis nr. 586, dat inmiddels omgenummerd was naar 667, weer op de markt.
Bij notaris J.G. van Kesteren werd op 15 september 1854 opgemaakt “een koopcontract tusschen [sic] Jan Hendrik van Son te Culenborg verkooper [sic] en Bastiaan Smits aldaar… “.
Bastiaan Smits werd in 1817 geboren te Culemborg. Hij was een zoon van broodbakker Barend Smits en Maria van der Veer. Hij trouwde in 1842 in Utrecht met Catharina Maria den Dijker. Hij was daar banketbakker. In 1846 of 1847 kwam het echtpaar naar Culemborg, met twee zonen. Het gezin woonde vervolgens Ridderstraat 84, Oude Vischmarkt 120, Oude Vischmarkt 113, Marktveld 454 en daarna in de Goilberdingerstraat. In Culemborg werden nog een dochter en een zoon geboren.
In 1859 krijgt huis nr. 586/667 weer een nieuwe eigenaar: het Algemeen Armbestuur. In dat jaar stond er een bericht in de krant over de slechte gezondheidstoestand van de inwoners van Culemborg, met name in de armenbuurten. De Gemeenteraad had een commissie opgedragen om onderzoek te doen. In de raadsvergadering van 8 augustus 1859 werd verslag uitgebracht.
“De Commissie voor ’t Gasthuis heeft daarop over het haar opgedragen onderzoek gerapporteerd, waaruit door de Vergadering werd geconcludeerd, dat op de wijze door de Commissie aangegeven, de uitvoering van het plan der inrigting [sic] van een Gasthuis binnen de Gemeente wenschelijk [sic] is, zonder aan veel bezwaar onderhevig te zijn”.
En in de raadsvergadering van 20 oktober 1859 “brengt de Voorzitter in stemming om een ziekenhuis op de besprokene grondslagen uit de fondsen van ’t Armbestuur daar te stellen. ’t Welk wordt aangenomen met algemeene [sic] stemmen”.
Op 22 december 1859 werd er bij notaris J.D. de Man Lapidoth een koopcontract opgesteld tussen “de Heer Bastiaan Smits” en “het Algemeen Armbestuur te Culemborg.”
In 1906 werd het ziekenhuis gesloten. Het was inmiddels “een oud cavailje, dat noodig [sic] vervangen moest worden”, aldus dokter J. Hocke Hoogenboom in zijn rede van 10 februari 1943.
Op 24 oktober 1906 werd het pand bij afslag in het openbaar verkocht. “Kooper [sic] werd Het Bestuur der Protestantsche [sic] Bewaarschool”, voor fl. 5700,-.
Dat bestuur nam geen halve maatregelen: het pand werd gesloopt. Vervolgens werd er een Bewaar- en Industrieschool gebouwd.
De eigenaren van huis nr. 586/667 zijn niet altijd ook de bewoners geweest.
Hannibal Th. Bosch heeft er waarschijnlijk niet gewoond. Hij trouwde in 1771 en toen woonde Albertine E. Kloeckhoff er nog. Zij overleed in 1799 en al in 1791 werd dhr. Bosch eigenaar van huis nr. 442 aan het Marktveld. (Dat “bij Mutueel Testament tusschen [sic] de Heer Mr. H.T. Bosch en Vrouwe Catharina Maria Nedermeijer” in 1791 in eigendom kwam van de familie Bosch.)
Dochter Louisa Anna heeft wel in huis nr. 586/667 gewoond; misschien heeft ze zelfs wel bij Albertine E. Kloeckhoff ingewoond.
Louisa Anna Bosch huwde op 23-01-1790 Hans Heinrich Conrad von Rosenthal, geboren in Weissenfels (in het toenmalige koninkrijk Saxen). Hij had rechten gestudeerd en werd door de koning van Pruisen aangesteld als auditeur-militair. Met zijn regiment werd hij in 1787 naar Nederland gezonden; het regiment trok op naar Nijmegen en van daar door de Betuwe tot voor Gorinchem. De stad gaf zich spoedig over, maar de troepen bleven nog geruime tijd in de omstreken gelegerd.
“Inmiddels voerde de voornoemde jeugdige Auditeur-Militair voor eigene rekening eenen [sic] anderen oorlog, met niet minder gelukkig gevolg dan zijn Veldheer. Te Culemborg, bij Mr Hannibal Theodorus Bosch, Raadsheer en Stadhouder der Grafelijke leenen ingelegerd, maakte hij kennis met diens oudste dochter Louisa Anna Bosch, toen ruim vijftien jaren oud; en uit die kennismaking vloeide voort dat hij, na volbragten veldtogt [sic], zijn ambt nederlegde [sic], Pruissen verliet, te Culenborg [sic] zich vestigde, door den Graaf Erf-Stadhouder tot Schepen in de Schepenbank werd aangesteld en op 23 januari 1790 met zijne verloofde in het huwelijk trad.”
Van de kinderen uit het huwelijk overleefden er vijf hun ouders: Louisa Juliana Balthasarina Valentina, Jan Theodoor Hendrik Nedermeyer von Rosenthal, Frederik Carel Balthazar Frans Moritz von Rosenthal, Lodewijk Hendrik Nicolaas Bosch von Rosenthal en Jan Hendrik Albert Ziegenhirt von Rosenthal.
Maar… “Was het huwelijk in eerste aanleg in maatschappelijk opzicht een succes, in emotioneel opzicht bleek de verbintenis een ongelukkige zaak. Na bijna vijftien jaar van ruzies en verzoeningspogingen verdween Hans Heinrich Conrad naar Maastricht, waar hij in 1822 overleed. De financiën van zijn schoonfamilie bleven nog lange tijd belast door de verplichtingen, die hij met zijn spilzieke levenswijze was aangegaan.”
Hij vertrok dus uit Culemborg in ca. 1806. Het is niet bekend hoelang Louisa Anna Bosch met haar kinderen nog in huis nr. 586/667 bleef wonen.
In de ‘Lijsten van de burgers der Gemeente Culemborg, opgemaakt c. 1812’ staan geen bewoners vermeld. Maar in de ‘Lijst van inwoners van Culemborg, met aantekening van de samenstelling van hun gezin, 1819-1821’ wordt als hoofdbewoner genoemd “de wed. Freher”. Zij was gehuwd geweest met Nicolaas Freher, die in 1804 overleed.
Uit de periode van 1821 tot ca. 1830 zijn geen bewonersgegevens beschikbaar.
Volgens het ‘Bevolkingsregister 1829-1835’ woonde Nicolaas Kramer (Freher) met zijn gezin, zijn moeder Anna Maria van Dillen (weduwe Freher) en een nichtje in huis nr. 586/667. Hij was getrouwd met Hendrina Maria van der Hoeff, een dochter van notaris Dirk van der Hoeff. Het gezin telde op dat moment zeven kinderen, waarvan in 1834 een zoon overleed.
In 1835 kocht Nicolaas Kramer huis nr. 582 in de Goilberdingerstraat.
Het ‘Bevolkingsregister 1840’ vermeldt als bewoners: het gezin van Willem Azn. de Kleijn, veearts, geboren te Waardenburg. Hij was gehuwd met Geertruida Wichman, geboren te Huissen. Zij kwamen in januari 1835 vanuit Tiel naar Culemborg, eerst op een ander adres. Het echtpaar woonde er met drie kinderen en zes kleinkinderen.
De oudste dochter, Adriana, was in 1824 getrouwd met de weduwnaar Johannes Cornelis de Moor, deurwaarder; hij was toen 36 jaar oud, zij 17 jaar. Hij had al een zoon, die twee en een half jaar jonger was dan Adriana en bij hen in huis woonde. Johannes C. en Adriana kregen drie dochters en drie zonen. Maar op 4 mei 1836 overleed Johannes Cornelis, 49 jaar oud, waarna Adriana met haar kinderen naar Culemborg verhuisde.
In de huwelijksakte van Adriana staat over haar vader: “Willem de Kleijn Az., Adjunct-paardenarts bij het Regiment Lanciers No. 10, in garnizoen te Tiel”. En in de Zaltbommelse Almanak: “W. de Kleijn (Azn), keurmeester van stieren…”. In september 1835 werd hem “het tractement [sic] van non-activiteit” verleend.
Wanneer het gezin uit Culemborg is vertrokken is niet bekend.
Volgens het ‘Bevolkingsregister 1850-1860’ zijn de bewoners per 22 februari 1851 Henricus Antonius ten Brink, zijn vrouw Johanna Timmer en hun acht kinderen. Henricus A. stond toen te boek als ‘rentenier’, maar in hun vorige woonplaats Amersfoort was hij apotheker/drogist. Het gezin verhuisde naar de Oude Vischmarkt en vervolgens naar de Ridderstraat.
Daarna werd Jan Hendrik van Son, die het huis in november 1852 had gekocht, als bewoner ingeschreven. Hij werd in 1828 in Beesd geboren, woonde en werkte een aantal jaren in Culemborg en verhuisde later weer naar Beesd, waar hij in 1862 trouwde.
In 1854 kocht Bastiaan Smits het huis en ging er met zijn gezin wonen. Dhr. Smits was banketbakker. Maar bij de inschrijving in huis nr. 586/667 staat ‘zonder beroep’.
Het gezin Smits verhuisde naar de Kattenstraat, omdat in december 1859 het huis werd verkocht aan het Algemeen Armbestuur. Nadat het huis verbouwd was tot ziekenhuis, werd per 24 juni 1861 op het adres ingeschreven Gijsberta van Aalderen, ‘moeder in het ziekenhuis’.
In 1970 sloot de ‘Culemborgsche Huishoud- en Industrieschool’ haar deuren. Omstreeks 1979 werd het pand afgebroken. En in 1985 werden er op die plek vier appartementen opgeleverd.
Ida Wierenga, april 2024.
Bronnen:
Regionaal Archief Rivierenland
Gelders Archief
Utrechts Archief
Website ‘Lusthof der muziek’
Eilandennieuws: Chr. Streekblad op gereformeerde grondslag
Nieuwsblad van het Noorden
Website Delpher
Kooisedorpsraad.nl
Website Wiewaswie
Voet van Oudheusden
Culemborgse Courant
DBNL, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
Militaire Spectator