Zoeken

Logementen

Culemborg heeft vroeger heel wat logementen binnen haar muren gekend, verspreid over alle delen van de stad. Een kort overzicht:

Logement ‘De Dierentuin’, tegen de stadsmuur bij de Molenwal

Dit was het best bezochte logement. Er logeerden sterk uiteenlopende types. Rondtrekkende straatartiesten, orgeldraaiers, ketellappers, muzikanten, berenleiders, liedjeszangers, schoorsteenvegers, brillenverkopers, bedelaars, doedelzakspelers, waarzegsters, zwervers, landlopers en bezembinders, allemaal broederlijk verenigd onder het gammele dak van hotel ‘De Dierentuin’. Met enige fantasie zou je dit adres het hoofdkwartier van de logementbezoekers kunnen noemen. Van daaruit opereerde men in de hele stad. Wilde men – om welke reden dan ook – niet naar dit verzamelpunt terug aan het eind van de dag, dan kon men ook elders terecht. In 1926 heeft burgemeester Keestra dit logement, als laatste in zijn soort, laten afbreken.

In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog was hier aan ’t Jach een Volkslogement gevestigd. In de jaren 70 van de vorige eeuw is het logement omgebouwd tot appartementen.

Logement ‘Hof van Holland’, Oude Vismarkt

Op dit adres, aan de Oude Vismarkt, kon men tevens sterke drank kon kopen. Het logement werd veelal aangedaan door doortrekkende reizigers, die te gering van portuur waren voor de gerenommeerde hotels als ‘De Klok’ en ‘De Engelsche Ruiter’ op de Varkensmarkt of voor ‘Het Wapen van Gelderland’ aan de Stationsweg. De waard van het ‘Hof van Holland’ rekende voor logies met ontbijt dertig cent, voor die tijd een gepeperde prijs. Het ontbijt bestond uit twee boterhammen en twee volle kommen koffie. Als je schone lakens wilde, gold een extra toeslag van vijf cent.

Logement de ‘Drie Kronen’, Kleine Kerkstraat

Aan de Marktzijde van de Kleine Kerkstraat stond een ander volksverblijf: een klein logement, dat meestal bezocht werd door rondtrekkende muzikanten. Het adres was onder de muzikanten zeer in trek. Op het uithangbord stond onder de drie vergulde kroontjes de extra toevoeging goed logies’, in opvallende letters. In het voorhuis werden de instrumenten opgeborgen, onder andere een grote Turkse trom, die zowat een kwart van de beschikbare ruimte opeiste. De muzikanten verzorgden er hun eigen kost, die ze gezamenlijk inkochten. Ieder sneed op zijn beurt het brood en bediende zich voor belegsel uit een grote pot met vet van een geheel eigen geur en kleur. In warme dagen werden die boterhammen voor de deur op de stoep gesmeerd. Het logies kostte slechts twintig cent, met alleen s morgens een kom koffie. Om in de hele zomer hun hemd ‘schoon’ te kunnen houden gingen de musici naakt naar bed.

Zo trokken marskramers met hun negotie van stad naar stad en overnachtten dan in een logement.

Logement van ‘Jan Hoogendoorn’, Zandstraat

Dit bijzonder rumoerige Volkslogement stond in de Zandstraal naast het manufacturen­winkeltje van Sientje Parfumeur en het bierhuis van Tante Jet. In het voorhuis van het logement koesterde hij een grote ouderwetse volbloed eikenhouten trekmangel, terwijl hij aan de tegenovergestelde kant een stoelenmakers bankschroef exploiteerde. Het gezin Hoogendoorn woonde in het achtervertrek. Logies kostte daar, bij gebrek aan een aparte kookgelegenheid, drie stuivers per nacht. De slaapplaatsen lagen op zolder en waren van eigen makelij.

Om de mannelijke bevolking te gerieven, had men op die zolder in de achtergevel een gat gemaakt en daar een oude kachelpijp doorheen gestoken. Voor de kleine boodschap hoefde niemand ’s nachts langs de wankele trap naar beneden. Vol trots legde Ouwe Jan aan de nieuwkomers uit wat de bedoeling was van zijn zelfverzonnen ‘gutgat’.

Een rarekiek is een kijkkast met ronde gaatjes, waarin zich vergrootglazen bevinden. De man van de rarekiek droeg de kijkkast op zijn rug en trok er het hele land mee door.

In dit logement verbleven zowel oude als jonge gasten. De scharenslijpers en de berenleiders waren gewoonlijk vergezeld van een vrouw. Drinken deed men daar echter véél meer dan eten. Dat kwam ook wel omdat de logementhouder altijd dorst had en hij aan iedere gast onmiddellijk uitlegde wat de betekenis was van ‘lappen’, het reserveren van geld voor jenever. De moeite voor deze uitleg werd meestal beloond met een ‘vrije dronk’.

Voor dit logement bestond veel belangstelling, omdat er in geen enkel ander logement meer werd gevochten dan hier. Die ruzies ontstonden meestal tegen de tijd dat men naar bed moest. Iedereen wilde namelijk in het hoekje liggen, daar was men veilig. Daar kwam je meestal ’s morgens achter als iedereen was opgestaan. Alles was dan in rep en roer omdat iedereen wel wat kwijt was: de een zijn complete handel, de ander zijn schone hemd, een derde zijn geld en een vierde zijn al of niet tijdelijke echtgenote. Maar de man in het hoekje had daar veilig gelegen, die had alles nog.

Logement van de Neps, Molensteeg

Van alle volkslogementen spande de slaapstek aan de Molensteeg toch wel de kroon. Liep men de Havendijk af en de Molensteeg in, dan vond men links de stoelenmakerij van Van Gaasbeek & Van Tiel. Rechts was een hele rij miezerige kleine huisjes. Een daarvan werd bewoond door de Neps, een logementhouder die onderdak gaf aan alle gasten die bij de andere logementen waren geweigerd, om welke reden dan ook. Het kwam er op neer dat alleen de paria’s onder de bedelaars bij de Neps sliepen. Hij was het geinige type van de stoelenmaker, die zich nergens iets van aantrok. Hij had alleen belangstelling voor een borrel, een hap eten, een pijptabak en grollen. Net naar de mode van die tijd droeg hij de pet scheef op het hoofd met de klep over één van zijn wijduitstaande oren.

Het logement was niet groot, zaken werden op straat afgehandeld. Om die reden was de Molensteeg regelmatig versperd door logeergasten, die zaten te eten, te kaarten, te repareren, te drinken, te liegen of hun hemdskragen zaten te wassen.De zolder was bedekt met afval van biezen waarop de gasten sliepen. In het woonvertrek stond een laddertje, dat door het zoldergat stak. Dit werd door de Neps weggetrokken zodra de gasten boven waren. Zo kwam er beneden weer ruimte. De laatste man die omhoogging, nam steevast een grote Keulse pot onder de arm. Die werd boven als nachtspiegel gebruikt.