Een persoonlijk verhaal van Jack van der Winkel over de bevrijding.
Op zaterdag 5 mei 1945 was algemeen bekend geworden dat de Duitsers die dag zouden capituleren. Overal werden de vlaggen uitgestoken en zag je mensen met oranje sjaaltjes en kokardes. Ik zelf ging met een rood-wit-blauwe vlag de straat op. Toen mijn vriendje Piet Terwoerd mij op zijn fietsje kwam halen, hebben we de vlag aan de fiets gebonden en zijn we, hij fietsend en ik achterop, de Oosterwal uitgereden. Bij het straatje tegenover het brugje stond een gewapende SS-er. Hij stond daar om de RK-jongensschool te bewaken, want daarin hadden de Duitsers hun wapens en munitie opgeslagen. Vlak voor die SS-er stopten wij en begonnen de fiets om te keren, om weer terug te fietsen. Onwetend van het feit dat op datzelfde moment SS-ers in het centrum op een uitgestoken vlag hadden geschoten.
Op diezelfde zaterdag vervoegde de stadsploeg van het verzet zich gewapend, onder leiding van hun commandant generaal Gramberg en zijn luitenants Vermeulen, Beltjes en Bernard Veen, bij de Ortskommandant om te vertellen dat het afgelopen was. Ortskommandant Hauptmann Fritsch was nogal verbaasd omdat hij officieel nog van niets wist. Nog verbaasder was hij toen hij Bernard Veen bij de verzetsgroep ontdekte. Hij verwoordde dat met ‘Ach Bernard, du auch?’ De Ortskommandant kende Bernard Veen namelijk zeer goed omdat hij vaak in hotel Veen ging eten en dan door Bernard werd bediend.
Hier passiert ganz nichts
Omdat de bevrijders nog steeds niet in de stad waren, ontstond op zondag 6 mei een gevaarlijke situatie. Aan de ene kant het gewapende verzet en aan de andere kant soldaten van de Wehrmacht en de Nederlandse SS. Commandant Gramberg besefte dat er maar weinig nodig was om de vlam in de pan te laten slaan. Hij besloot dat de stadsploeg van de Knok Ploeg (KP) tijdelijk hun wapens moest inleveren. Toen de leden van de stadsploeg in het begin van de middag achter het Maria Regina verzameld waren, stormden drie SS-ers de wagenweg in, roepende dat de wapens neer moesten. Men aarzelde, maar Bernard Veen zei: ‘Jongens, neerleggen!’. Intussen was de Ortskommandant door de leiding van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) gewaarschuwd, waarop deze zich met een peloton Wehrmacht naar de Varkensmarkt spoedde en met de woorden ‘Hier passiert ganz nichts’ de zaak wist te sussen.
Op maandag 7 mei waren al vroeg in de morgen de laatste Duitse soldaten en de Nederlandse SS uit Culemborg vertrokken. Om elf uur trokken de eerste Canadese bevrijders met hun tanks en militaire voertuigen de stad in. Zij werden enthousiast verwelkomd en op verschillende plekken in de stad werden erebogen opgericht. Ik kan me nog herinneren dat het in die dagen elke avond zwart zag van de mensen, die door de stad flaneerden en dat er op verschillende plaatsen gedanst werd.
Jack van der Winkel
Geraadpleegde literatuur: Stichting Culemborg en Oranje, Culemborg ’40 – ’45, herdenkingsbundel geschreven ter gelegenheid van de viering ’50 jaar’ bevrijding, april 1995