De Binnenpoort stamt al uit de 14e eeuw. In de eeuwen is de poort gekoesterd, verhoogd verfraaid. Tot begin 20e eeuw: toen leek het erop dat de poort moet wijken voor het oh zo belangrijke verkeer. Leden van Voet en enkele notabelen sprong op de bres en zorgden ervoor dat de Binnenpoort behouden bleef. Tegenwoordig zal niemand het nog in zijn hoofd halen om de Binnenpoort te willen slopen. Het monument is een stuk levende geschiedenis dat verhaalt van middeleeuwse bouwkunst, steden- schoon en inwoners die pal stonden voor hun stad.
Het middeleeuwse Culemborg bestond uit drie afzonderlijke delen. Het centrale deel, de oude binnenstad, was het oudst. Niet lang nadat Culemborg in 1318 stadsrechten had gekregen, begon men met het bouwen van een ommuring. Via vier poorten konden de inwoners in- en uitreizen, naar het zuiden toe door de Lanxmeersepoort. In het laatste kwart van de 14e eeuw werden de twee andere delen – de overwegend agrarische Nieuwstad en de Havendijk, waar veel handelaren en schippers woonden – binnen de verdedigingswerken getrokken. De Driestad was nu compleet. De Zandpoort werd de nieuwe uitgang van de Nieuwstad, zodat de oude Lanxmeersepoort louter een Binnenpoort werd. Dit betekende niet dat de Culemborgers het in verdedigend opzicht nu minder nuttige bouwwerk lieten vervallen. Integendeel. Ten tijde van de regering van graaf Floris I van Pallandt werd de Binnenpoort in 1557 vanaf de waterlijst vernieuwd of verhoogd en bekroond met een ‘doorlughtige spits’. In 1617 volgde aan de kant van de Varkensmarkt een verdere verfraaiing in de vorm van een voorpoort, de ‘cierlijke boog’. Op het fronton, een grote driehoekvormige bekroning, was een wapensteen aangebracht. De twee flankerende zuilen, restanten van de middeleeuwse voorpoort, kregen een uivormige versiering op de top. In het woonhuis rechts is nog altijd het ronde restant van één van de zuilen te zien. Het linker exemplaar is omstreeks 1900 verdwenen. Behalve voor de verdediging en als uitkijkpost gebruikte men de Binnenpoort eeuwenlang als gevangenis. Bij dreigende overstromingen wierpen de Culemborgers er een kistdam op om het wassende water uit de binnenstad te weren.
De negentiende eeuw bracht vooruitgang in de vorm van stoomkracht, fabrieken en een langzaam stijgend welstandsniveau. Verdedigingswerken beschouwde men steeds meer als nutteloze knellende banden, die de ontplooiing in de weg stonden. Bovendien kostten ze geld. In de loop van de negentiende eeuw verdwenen grote delen van de stadsmuren, torens en de poorten, op één na: de Binnenpoort. Hoewel, het scheelde maar weinig, want in oktober 1871 concludeerde een commissie dat het bouwsel een belemmering vormde voor het agrarische verkeer dat zich in de doorgang klemreed. Bovendien stonk het er, want allerlei mannen gebruikten de inspringende hoeken als urinoir. ‘Slopen’ luidde daarom het advies. Raadslid Dresselhuijs verzet zich. Hij denkt dat het stadsgezicht er niet fraaier op zal worden en dat belendende woningen ook zullen moeten wijken. Raadslid De Sitter heeft geen bezwaar en brengt het voorstel tot sloop in stemming: het wordt echter verworpen met drie stemmen voor en een royale zeven tegen.
Daarna bleef het een tijd rustig, tot in de jaren dertig van de 20e eeuw. Maar in oktober 1938 bracht de Culemborgse Courant verontrustend nieuws onder de kop: Binnenpoort in verval’. Het bouwwerk vertoonde ernstige tekenen van verzakking en scheuren. Aan de westzijde was namelijk een schuur afgebroken waardoor er ter plaatse een grote scheur was ontstaan. Enkele leden van de oudheidkundige vereniging Voet van Oudheusden hadden dit gezien en de burgemeester gewaarschuwd. Wat later kwamen deskundigen van monumentenzorg kijken en zij constateerden dat de doorgang van de poort vroeger wel 1,50 meter smaller was geweest. Omwille van het verkeer had men omstreeks 1874 van de vier voetstukken aan de binnenzijde elk 75 centimeter afgehakt, waardoor het draagvermogen was verminderd. Nu kwamen de gaten er ook nog bij. Een deskundige drukte het kernachtig zo uit: ‘De poort is als een stoel op drie poten’. In februari 1939 kwam de gemeenteraad in spoedzitting bijeen om over de situatie te praten. De heren Klumper, Middelhoven en wethouder Wammes vroegen zich af hoe hoog de kosten van restauratie zouden zijn. ‘Als de uitgaven de draagkracht van de gemeente te boven gaan, dan mag men de poort voor mijn part slopen’, oordeelde de wethouder. Er was bovendien een brief van de VVV binnengekomen waarin die vereniging stelde dat het ‘ten aanzien van vreemdelingenverkeer beter zou zijn om tot afbraak van den toren over te gaan’. Onbegrijpelijk, vond Otto de Beus en met hem de meeste raadsleden. Een week later publiceerde de Culemborgse Courant een gedicht van Adri van Witzenburg, waarin deze de gang van zaken bekritiseert:
De Binnenpoort lijkt kloek en krachtig,
Maar baart de Vroedschap zorg.
Hoewel haar silhouet nog machtig,
Waakt over Culemborg.
Onder haar nu verzwakte muren,
Huivert haar wankel lot.
Terwijl de winden wakker schuren
De vogels van den spot.
Zij die den ouden tijd bedillen,
Zij slopen onverlet.
Als niet de hamer van ons willen,
Daartegen zich verzet.
Dit deed de Vroedschap, toen haar leden,
Verklaarden, dat de Binnenpoort,
Als teeken uit een groot verleden,
Bij Culemborg behoort.
In het voorjaar van 1940 ging de restauratie onder leiding van architect B. van Bilderbeek uit Dordrecht van start. Voet van Oudheusden bleef krachtig propaganda maken voor de eeuwenoude poort via lezingen van mr. L. Sillevis, die echter wel bezorgd was over die ‘afgod in blakende gunst, aan wien nooit te dure offers gebracht schijnen te worden: het verkeer!’.
Steeds weer dat verkeer. Het is een constante in de discussie over het monument. In 1950 leefde bij de gemeente het plan om aan de westkant van de Binnenpoort een doorbraak te maken vanaf de Markt, langs de Rooms-Katholieke kerk naar de Oostersingel. Op het programma stond verder een tweede doorbraak: in de knik van de Herenstraat/Everwijnstraat richting Prijssestraat. Het eerste idee haalde het niet, het tweede in de jaren zestig wel. De lastige verkeerspassage via de smalle poortdoorgang was daarmee van de baan.
Tegenwoordig zal niemand het nog in zijn hoofd halen om de Binnenpoort te willen slopen. Het monument is een stuk levende geschiedenis dat verhaalt van middeleeuwse bouwkunst, steden- schoon en inwoners die pal stonden voor hun stad.
Peter Schipper