Een van de mooiste plekken van Culemborg wordt gevormd door de Volencampen, net buiten het directe centrum. De ‘Volencampen’ komen al voor op de plattegrond van Verstraelen uit 1621. Dit gebied, gelegen tussen de vier dreven, behoorde vroeger tot het kasteel van Culemborg en was het terrein waar de veulens en paarden van de kasteelheren graasden, vandaar de naam. De Volencampen behoren sinds 1748 toe aan de Oranjes en is een zogeheten kroondomein.
De Elisabethdreef, de Van Pallandtdreef, de Wilhelminadreef en de Waldeck Pyrmontdreef vormen samen de stratenvierhoek, die de Volencampen omsluit. Binnen enkele maanden zal het nieuwe appartementencomplex worden bewoond, dat aan de Volencampen op de plaats van de oude Elisabeth-hof is gebouwd.
Maar wie zijn die naamgevers van de vier dreven en wat was hun betekenis voor Culemborg? We beginnen deze serie met Elisabeth van Culemborg.
Elisabethdreef
De Elisabethdreef is vernoemd naar Elisabeth van Culemborg en wordt in de volksmond ook wel de ’s-Heerenhofdreef genoemd. De dreef loopt immers ook langs de ‘hof’ van de heren van Culemborg. Deze tuin behoorde bij het kasteel van Culemborg.
Omdat de verbinding met Tiel erg slecht was werd in de 18e eeuw een zandweg naar Tiel aangelegd. Deze kreeg de naam ‘Tielse Zandweg’. Langs diezelfde route werd in het begin van de twintigste eeuw een trambaan aangelegd waarover vanaf 1906 een stoomtram naar Tiel reed, het T.B.C.-lijntje (Tiel-Buren-Culemborg). Het deel van de verbinding dat langs de Volencampen liep werd, nadat deze tramlijn in 1918 was opgeheven, vanaf 1928 officieel Elisabethdreef genoemd.
Elisabeth (1475-1555) was de oudste dochter van Jasper van Culemborg en Johanna van Bourgondië. Jasper en Johanna kregen behalve Elisabeth nog een aantal kinderen, maar doordat al hun zonen op jonge leeftijd stierven werd Elisabeth de erfdochter.
In 1502 huwde Elisabeth met Jan van Luxemburg, heer van La Ville. Hij was raads- en kamerheer van Filips de Schone. Twee jaar later – in 1504 – stierf Elisabeth’s vader waarna zij Vrouwe van Culemborg werd. Enkele jaren later – in 1508 – stierf ook haar man, Jan van Luxemburg, en hertrouwde ze in 1509 met Anthony van Lalaing.
Doordat haar ouders vaak aan het Bourgondisch-Habsburgse hof vertoefden, kwam Elisabeth in haar jeugd en ook later door haar huwelijken, in aanraking met de daar heersende pracht en praal. Anthony en Elisabeth woonden afwisselend in hun kasteel te Hoogstraten en hun huizen te Mechelen en Brussel. Na het overlijden van haar grootvader – Gerard II van Culemborg – in 1480 trok het gezin meer naar het kasteel in Culemborg maar pas na het overlijden in 1540 van haar echtgenoot Anthony van Lalaing verbleef Elisabeth permanent in Culemborg. Zij liet buiten de gracht een grote tuin met een zomerverblijf aanleggen voor een achterneefje, Floris van Pallandt, en voor zijn zusjes (ongeveer het gebied waar het oude Barbaraziekenhuis stond dat later omgevormd is tot appartementencomplex).
Vrouwe Elisabeth is van grote betekenis geweest voor Culemborg.
Op verschillende plekken in de stad treffen we nog herinneringen aan haar aan. Een bronzen standbeeld, vervaardigd door Mari Andriessen, bij het Elisabeth Weeshuis en een bronzen beeld in de kasteeltuin, vervaardigd door Marianne Neve. Dit laatste beeld werd op 9 december 1999 onthuld, precies 444 jaar na haar overlijden.
Na haar overlijden bleek uit haar testament dat zij een legaat naliet dat bestemd moest worden voor de zorg van weeskinderen. Hiermee werd in 1560 een weeshuis opgericht dat de naam Elisabeth Weeshuis kreeg. Nadat dit weeshuis eeuwen later – in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw – niet meer als zodanig functioneerde, is uit de fondsen die vrijkwamen een bejaardenhuis opgericht. Dit kreeg ook Elisabeth’s naam: de Elisabeth-hof. Dit bejaardencentrum dat aan de Van Pallandtdreef stond, is inmiddels afgebroken. In 2016 werd er nieuwbouw gerealiseerd op een andere plek in de stad – aan de Vuurvlinderlaan – maar het behield dezelfde naam.
Ook tijdens haar leven zorgde Elisabeth al voor de ouderen. Zo stichtte zij in 1532 het Elisabeth Gasthuis voor ‘arme luden’. Dit gasthuis stond opzij van de Lange Havendijk, op de plaats waar nu nog steeds een aantal woningen voor bejaarden staan, het ‘Noorderhof’.
Vlak voor het overlijden van Elisabeth in 1555 verhief Karel V de ‘Heerlijkheid Culemborg’ tot Graafschap. Elisabeth stierf kinderloos en achterneef Floris I van Pallandt volgde haar op. Elisabeth was de laatste telg uit het oude geslacht van de heren van Culemborg.
Anthony van Lalainglaan
Deze laan, gelegen tussen de Van Pallandtdreef en de Weidsteeg, werd begin jaren vijftig aangelegd en vernoemd naar de tweede echtgenoot van Elisabeth van Culemborg, Anthony van Lalaing (1480-1540).
Hij was de eerste graaf van Hoogstraten en werd door zijn huwelijk met Elisabeth heer van Culemborg. In 1518 werd Hoogstraten onder graaf Anthony van Lalaing tot graafschap verheven en in 1740 tot hertogdom. Een halve eeuw later, tijdens de Franse overheersing, verloor Hoogstraten zijn titels van stad en hertogdom.
Anthony was een Henegouwse edelman en stamde uit een familie van stadhouders. Hij vervulde verschillende functies in dienst van Filips de Schone en Karel V (was o.a. kamerheer).
Ook werd onder hun bewind de Sint Catharinakerk in Hoogstraaten gebouwd. Na hun overlijden werd een bijzonder albasten praalgraf van Anthony en Elisabeth in deze kerk geplaatst, waarin zij werden bijgezet. Volgens Voet van Oudheusden zouden de harten van beide echtelieden bijgezet zijn in het koor van de kerk in Culemborg, maar daar zijn twijfels over.
Van Pallandtdreef
De Van Pallandtdreef maakte vroeger deel uit van de Lange Dreef. Net zo als de Elisabethdreef waren déze beide dreven onderdeel van de in de 18e eeuw aangelegde Tielsche Zandweg. Deze weg liep van Het Voorburg langs de Elisabethdreef en de Van Pallandtdreef via de Lange Dreef, Hamseweg en de Smalriemseweg naar Beusichem en vandaar door naar Tiel. In 1928 pas kregen deze dreven hun huidige namen. De Lange Dreef was vroeger een zogeheten “landweer” een scheidingskade tussen het gebied Redichem en de polders Hond, Ham en Geeren.
Elisabeth’s achterneef Floris I van Pallandt (1539-1598) volgde haar op. Hij was de zoon van Erard van Pallandt en Margaretha van Lalaing (nicht van ….) en werd de eerste graaf van Culemborg. Van Pallandt was een oud adellijk geslacht uit het land van Gulik, een historische Duitse grensregio in de deelstaatNoordrijn-Westfalen.
Omdat Floris’ vader jong overleed en zijn moeder waanzinnig werd verklaard kwam hij, nog niet volwassen zijnde, onder de voogdij van zijn tante Elisabeth die hem streng katholiek opvoedde.
Floris huwde later, in 1564, met de Lutherse Elisabeth van Manderscheid-Gerolstein. Ook hij ging toen over op het Reformatorische geloof. Hij kocht in Brussel een riant huis en gaf dat de naam ‘Het Hof van Culemborg’. Het werd een soort stadspaleis waarmee hij zich toen kon meten met de andere belangrijke edellieden.
In dit stadspaleis vonden ontmoetingen plaats met andere religieuze en politieke medestanders. Hier werd volgens overlevering in 1566 het verbond der edelen gesmeed, het smeekschrift opgesteld en de geuzentitel aangenomen. De jonge graaf Floris koos dus openlijk voor de Opstand, die o. a. leidde tot de bekende Beeldenstorm.
Een ontdekking van ons was dat we bij onze zoektocht naar het verhaal van de Vierheemskinderen in de Vlaamse stad Dendermonde in het stadhuis aldaar een schilderij vonden met daarop afgebeeld deze bijeenkomst!!
Ook in Culemborg werd flink huisgehouden. Graaf Floris I van Pallandt deed zelf enthousiast mee aan de Beeldenstorm in Culemborg. Bovendien schreef hij in 1566 voor alle inwoners van Culemborg een verordening uit met de opdracht alle beelden in openbare ruimtes weg te halen en deze ook niet meer terug te zetten. Als eerste werd in Culemborg de Sint Annakapel verwoest (de huidige Anna Kapelstraat is naar deze kapel vernoemd). Daarna zijn er ook allerlei vernielingen aangericht in de Barbarakerk, toen dus nog een rooms-katholieke kerk.
Floris werd voor al deze activiteiten zijnerzijds in 1567 voor de Bloedraad gedaagd, maar kon naar Duitsland vluchten. Ondertussen was Floris I weduwnaar geworden en hertrouwd, in 1576, met de 20 jaar jongere Philippa Sidonia van Manderscheid-Virneburg.
In 1577 keerde hij weer terug naar Culemborg, de stad was inmiddels protestants, en zorgde ervoor dat een bij het kasteel gelegen gebouw beschikbaar kwam voor de protestantse eredienst. In hetzelfde jaar werd hun zoon Floris II geboren. Hun geluk was van korte duur. Floris werd door zijn echtgenote bedrogen en na nog enkele andere verwikkelingen wilde hij scheiden. Bovendien kreeg hij financiële moeilijkheden en kon daardoor niet langer aan zijn verplichtingen voldoen. Ook ging zijn gezondheid achteruit.
Floris II van Pallandt studeerde in Leiden en keerde na 5 jaar terug naar Culemborg om zijn zieke vader op te volgen. Na diens dood in 1598 trouwde Floris II Catharina van den Berg, gravin van Nassau en een nicht van Willem van Oranje.
Hij werd in 1617 de eerste afgevaardigde van het gewest Gelre & Zutphen naar de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in ‘s-Gravenhage. Hij werd aangesteld als gedeputeerde en woonde in die hoedanigheid de campagnes bij van de prins van Oranje. Toen het er later op aan kwam koos Van Pallandt de zijde van Van Oldebarnevelt.
Floris en Catharina kregen geen kinderen, waardoor de Van Pallandt-lijn met zijn overlijden in 1639 uitstierf.
Waldeck Pyrmontdreef
De dreef maakte deel uit van de vroegere Lekdijk, die toen van de Achterweg, via het Voorburg, de Slotstraat, Kattenstraat en de Goilberdingerstraat naar de Goilberdingerdijk liep. Onder het bewind van Elisabeth van Culemborg werd deze dreef aangelegd en in de 16e eeuw met eiken beplant.
De graven van Waldeck-Pyrmont
Het vorstendom Waldeck-Pyrmont (vaak kortweg Waldeck) was tot 1918 een zelfstandig vorstendom in het huidige Duitsland. Het bestond uit het eigenlijke vorstendom Waldeck en het ten noorden daarvan gelegen, maar niet aangrenzende, vorstendom Pyrmont.
Aan de Lekzijde hiervan liet hij een buitenplaats, ‘Speel- of Sommerhuys’, bouwen. Dit zal later het Tusculum, van de Jezuïeten van het Klein Seminarie en nu “De Bol“ heet, worden.
Drie jaar na de geboorte van zijn zoon Heinrich Wolrad van Waldeck in 1642 overleed in 1645 Philips Theodoor. Heinrich Wolrad’s moeder, Maria, werd als voogdes aangesteld tot haar zoon meerderjarig zou worden. In 1658 werd hij als 4e graaf van Culemborg functioneel.
In 1664 ontwikkelde er zich een conflict tussen de graaf, Heinrich Wolrad, en de Staten van Holland. Het volgende was aan de hand :
Ene Haagse Catherina van Orliën, een zeer rijke dame, werd geschaakt door de Zweedse Hans Dederik de Mortaigne, kamerheer van de koning van Zweden. Zij werd per rijtuig naar de vrijplaats Kuilenburg vervoerd en kreeg van de graaf toestemming om in de stad te verblijven. Er werd een beloning van 2000 rijksdaalders uitgeloofd voor de terugkeer van Catherina en de aanhouding van haar kapers. De partner met wie zij zou (moeten) trouwen ging te paard naar “Kuilenburg” om zijn rivaal op te sporen, maar die was nergens te bekennen. Hans Dederik had zich als vrouw verkleed en verschuilde zich achtereenvolgens in de herbergen het “Gulden Hooft” en “de “Gouden Leeuw” op de Markt en ontsnapte later, verkleed als melkmeisje, door de poort. Graaf Heinrich Wolrad vernam pas later dat Catherina niet vrijwillig naar Kuilenburg was gekomen en daarom zij alsnog de stad moest verlaten. De gebeurtenissen waren echter inmiddels zo hoog opgelopen dat de Staten er zich mee gingen bemoeien en de graaf de schuld had gekregen voor het helpen verbergen en het vluchten van de hr. De Mortaigne. De graaf voelde zich door dit alles zo diep gekwetst dat hij de stad verliet.
Hij ging naar zijn oom Georg Frederik van Waldeck, die zich met zijn keizerlijke troepen in Hongarije bevond. Kort na zijn aankomst bij zijn oom echter overleed hij 25 juni 1664 te Graz in Oostenrijk, in de leeftijd van 22 jaar. Hij werd bijgezet in het graf van zijn ouders in het Graafschap Waldeck.
Georg Frederik van Waldeck (1620-1692), ook getrouwd met een gravin van Nassau Siegen, genaamd Elisabeth, volgde zijn neef Heinrich Wolraad op en werd vanaf 1664 de 5e graaf van Culemborg. Deze oom van Heinrich Wolrad, de broer dus van Philips Theodoor, was ook geboren op het slot Arolsen in het Duitse Hessen.
Georg Frederik had een functie als generaal en veldmaarschalk in het Staatse leger en was militair gouverneur van Maastricht. In het rampjaar 1672 nam hij op verzoek van zijn vriend stadhouder Willem III het opperbevel over de Staatse troepen op zich. In september 1673 heroverde hij met een leger van 25.000 man in zeven dagen de vesting Naarden op de Fransen. Een jaar later raakte hij zwaar gewond bij de slag bij Seneffe, maar overleefde ook deze (zoals later nog andere veldslagen).
Om de kosten te drukken van alle verwikkelingen o. a. de Franse inval en bezetting, werd het graafschap Culemborg steeds verder uitgemolken. Het kasteel werd bezet door Franse troepen in 1672/73 die er aardig in huishielden. Omdat het kasteel totaal was uitgewoond door die Fransen, betrok na hun vertrek graaf Georg Frederik het ‘Nieuwe Hof’ in de Everwijnstraat, dat hij daarbij uitgebreid liet verbouwen. Georg Frederik overleed later, in 1692, niet in Culemborg, maar op zijn kasteel in Arolsen, in Duitsland.
(Het Nieuwe Hof was het voormalige klooster “Mariëncroon”, van de zusters van de Derde Orde van Sint-Franciscus en is nu de plek van het huis ‘Mitterhofstad’ op de hoek van Everwijnstraat en het Hof)
Onder bewind van de Lutherse graven Waldeck groeide in Culemborg in de 17e en 18e eeuw een aanzienlijke Lutherse gemeenschap.
In 1676 werd in opdracht van graaf Georg Frederik van Waldeck de kapel van het Pieters gasthuis tot Lutherse kerk bestemd. Dit gebouw werd in 1839 afgebroken en herbouwd en is de huidige “Lutherse Kerk”.
(Ook in Maastricht financierde de graaf van Waldeck in 1683 de bouw van een Lutherse kerk)
In de Grote of Barbarakerk staat de gravenbank, vervaardigd door Joris Flud in 1659, met het wapen van de graven Waldeck-Pyrmont (van 1639-1714 graven van Culemborg).
Koningin Emma, de grootmoeder van koningin, later prinses, Juliana, was ook een “Van Waldeck Pyrmont”. Zij werd ook geboren op het slot Arolsen !
Uit het huwelijk van Georg Frederik en Elisabeth werden vijf zonen en vier dochters geboren, maar alle zonen waren op jonge leeftijd gestorven. Het graafschap Culemborg werd wel door zijn dochters geërfd, maar kwam in 1714 in bezit van zijn kleinzoon Ernst Frederik I van Saksen-Hildburghausen.
Deze Ernst Frederik I (1681-1724) was de oudste zoon van hertog Ernst van Saksen-Hildburghausen en diens echtgenote Sophia Henriëtte, een van de dochters van graaf Georg Frederik van Waldeck. Hij trof een failliete boedel aan. De Waldecks hadden op te grote voet geleefd en de financiële toestand was dan ook verre van rooskleurig. Vooral de laatste graaf van Waldeck had meer geld uit het graafschap gehaald dan verantwoord was. Ernst Frederik probeerde dus zo snel mogelijk van het graafschap Culemborg af te komen. Dat lukte in 1720, toen de Staten van het Kwartier van Nijmegen het graafschap van hem kochten en ook alle schulden overnamen. In 1748 werd het Graafschap geschonken aan Prins Willem IV van Oranje Nassau en vanaf dat moment blijft het in handen van de Oranjes.
Everwijnstraat
Deze straat, in de binnenstad gelegen, is vernoemd naar “Joncker Everwijn”, een oudoom van Elisabeth van Culemborg.
De straten die nu Achterstraat, Herenstraat en Everwijnstraat heetten vroeger samen de Achterstraat. Deze liep van de, in de volksmond genoemde, ‘Scherpe Hoek’ naar de Binnenpoort. Het laatste gedeelte, tot bij de Binnenpoort, dankt zijn naam aan deze Jonker Everwijn (1435-1502).
Er is niet zo veel bekend over Everwijn. We weten dat hij medestander was van zijn oom Jasper van Culemborg, de vader van Elisabeth van Culemborg.
Geschillen tussen landheren en adellijke families werden vaak onder leiding van beide vernoemde heren uitgevochten. Omstreeks 1453 ontving Jonker Everwijn van zijn jongere broer, heer Gerard II van Culemborg, een huis in leen in de Achterstraat, de huidige Herenstraat.
Toen Everwijn in 1501 op hoge leeftijd overleed, zonder wettige kinderen na te laten, viel het pand terug aan Gerards zoon en opvolger Jasper van Culemborg. Jasper overleed een paar jaar later en zijn gemalin Johanna van Bourgondië kreeg het in haar bezit. Uiteindelijk erfde Jaspers en Johanna’s dochter Elisabeth het huis die het huis vervolgens in 1515 verkocht aan de abt van het Norbertijner klooster Mariënwaerdt.
Deze Norbertijnen werden ook wel, naar hun witte habijt, “Witheren” genoemd wat de verklaring vormt voor de naamgeving van de “Heren”-straat.
Veel later werd op de plek van dit huis van de jonker het theater “Luxor” gerealiseerd, dat in de zeventiger jaren is verbouwd tot appartementen.
Het Vierheemskinderstraatje werd vroeger “Joncker Everwijns straetken“ genoemd. Dit straatje liep immers van de Markt naar het huis van Joncker Everwijn !
De naam ervan veranderde echter in 1560 toen er een herberg met de naam de “Vierheemskinderen” in het straatje werd gevestigd.
Bronnen:
Culemborg beeld van een stad, P.J.W. Beltjes en P.W. Schipper, 1988
Culemborgs glas, Th.J. van Kessel
Culemborgse Voetnoten, uitgave Oudheidkundig Genootschap A.W.K. Voet van Oudheusden: nr.11/12-1994; nr.17-1996; nr.20-1998; nr.33-2005; nr.45-2012; nr.48-2013; nr.65-2019
De Betuwe, Dr. R.F.P. De Beaufort en Drs. Herma M. van den Berg, 1968
Elisabeth Weeshuis Museum
Expositie Culemborgers in straatnamen vernoemd, Alies Derwig, 2013
Historische Beschrijving van Culemborg, A.W.K. Voet van Oudheusden, 1753
Het kasteel Culemborg nader bekeken, Stichting Kasteeltuin Culemborg, 1992
Alies Derwig, Culemborg 2021