Zoeken

Gemengd gehuwd

Leg deze term voor aan een willekeurige dertiger en de vraag is of begrepen wordt wat Nederland daarmee 60 jaar geleden bedoelde. Wellicht wordt aarzelend in de richting van het heterohuwelijk gedacht. Wij hebben het hier over de ‘verzuiling’ – de inrichting van onze samenleving gedurende meer dan een eeuw, die daardoor ook een manier van apart-leving werd.

Kring van gelijkdenkenden

Ieders leven speelde zich uitsluitend af binnen een kring van gelijkdenkenden. Als je tot de christelijke zuil hoorde, dan was er de christelijke school, de christelijke sportvereniging, de kerk, de christelijke politieke partij, de christelijke ziekenzorg. Je deed boodschappen bij de winkel van je eigen zuil, voor vakanties waren er christelijke accommodaties en soms werd je wijk ook nog alleen bewoond door mensen die hetzelfde geloofden en dachten als jij, als je in een huis van een christelijke woningbouwvereniging woonde.

Je werd in je zuil geboren en je leefde erin tot je dood ging. Hoogstens in je werk kwam je ‘andersdenkenden’ tegen. Grofweg waren er drie pijlers: de christelijke, de katholieke en de niet-kerkelijke. Maar daarin bestonden verfijningen, afhankelijk van waar je woonde. Gereformeerden en hervormden konden het leven lang niet altijd met elkaar delen, dus organiseerden ook zij zich weer apart. Culemborg onderscheidde zich in het midden van de vorige eeuw door een groot percentage niet- kerkelijke.

Situatie in Culemborg

Grofweg was van de Culemborgers 1/3 protestant, 1/3 katholiek en 1/3 ‘niks’. ‘Niks’ waren vooral de sigarenmakers. Maar ook zij hadden een soort zuil: zij waren georganiseerd in het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS) van Domela Nieuwenhuis. De Culemborgse afdeling van het NAS (later opgegaan in de NVV) was op een na de grootste afdeling van Nederland. Alleen de afdeling Amsterdam was groter.

Jack van der Winkel: ‘Protestanten en Katholieken kochten in mijn jeugd hun waren meestal bij geloofsgenoten. Wij, die ‘niets’ waren, kochten waar het ons uitkwam. Zo waren wij bij ons thuis klant bij een katholieke bakker, een protestante kruidenier, een Oud-katholieke groenteboer en een Joodse slager.

Nadat deze laatste was gedeporteerd, werden we klant bij een katholieke slager.  Wij huurden een huis van een katholieke huisbaas. Deze huisbaas had in de Zandstraat en op de Oosterwal bijna alle huizen in zijn bezit. Hij zorgde er echter voor dat die huizen om en om verhuurd werden aan katholieken en niet-katholieken.

Over het algemeen mag je stellen dat wij, die niets waren, meer contacten hadden met de katholieken dan met de protestanten. Ik doel dan op de Gereformeerden. Met de Hervormden lag dat anders. Hun kinderen zaten ook op de Openbare School. Hier kregen we allemaal godsdienstles van dominee Kreb. Zijn zoon Jaap zat ook bij ons op school.’

Gelukkig bestonden er ook oplossingen. Veelal gedreven door de liefde of door praktisch belang overbrugden mensen de kloven.

Jack: ‘In Culemborg was door de eeuwen heen ‘gemengd’ trouwen – rooms-katholiek met protestant – een normaal verschijnsel. De kinderen werden dan, zoals in mijn familie, verdeeld gedoopt (de jongens protestant en de meisjes katholiek)’. Dit was in tegenstelling tot veel andere plaatsen, waar mensen verboden werd met elkaar om te gaan op straffe van uitsluiting uit de familiekring.

Ook de wereld van de lagere school in Culemborg was een andere dan die van de kerk, zegt oud-schoolhoofd Ab Warnar. Daar ontmoetten gereformeerd en hervormd – zowel rechtzinnigen als vrijzinnigen – elkaar.