Sinds 1888 weten de Culemborgers precies waar ze de mosterd moeten halen. In dat jaar richtte W.A. Spoor jr. in en achter de gebouwen van het oude drostenhuis aan de Slotstraat een mosterdfabriek op. Hij ging zijn product leveren in glazen flesjes, afgesloten door geslepen glazen stoppen en voorzien van een etiket met het fabrieksmerk: een molen. Voor zeven en een halve cent kon de klant in 1914 de mosterd kopen. De fabriek van Spoor zou al gauw een begrip worden. Dit blijkt onder andere uit een bericht in het Schoolblad van juni 1890. Hierin wordt melding gemaakt van een leesboek voor kinderen met de titel ‘Kindervreugd’. Schrijver is een onderwijzer die een 28tal lessen heeft geschreven over producten voor alledaags gebruik. Hij vermeldt er de firma’s bij waar het betreffende artikel het best te verkrijgen is. Voor de mosterd rijmt hij:
‘Mosterd na de maaltijd is een leelijk ding.
Dat bekent er menig, die een fout beging
’t Spoor niet bijster raken, is steeds aller taak
Koop bij tijds uw mosterd in Spoor’s bekende zaak’.

In 1899 adverteerde men met de ‘Dusseldorfsche mosterd’. Het bleef niet alleen bij dit product, ook andere lekkernijen werden geleverd, zoals melksiropen (1904) en gestampte muisjes en geraspte Zwitserse kaas (1930). Verder behoorden specerijen tot het assortiment, verpakt in fraaie blikken busjes met een ingeperste afbeelding van het Culemborgse stadhuis.
Een deel van de populariteit zal de fabriek te danken hebben gehad aan de fraaie reclames en drukwerken, die men kon verzorgen in eigen drukkerij. Slogans als ‘zelfs moeder gaat voor met de muisjes van Spoor’ zullen ongetwijfeld in het geheugen zijn blijven hangen.Toen W.A. Spoor in 1915 overleed bleek uit zijn testament dat hij zeer ruimhartig was. Hij legateerde het personeel en oud-werknemers aanzienlijke bedragen waarvan er volgens de Tielse Courant ‘vele de som van f. 1000,- te boven gaan’.

Krant
Het 60jarig bestaan werd in 1948 in opperbeste stemming gevierd. Op de feestdag in augustus dat jaar konden de genodigden het nieuwe fabrieksgebouw bekijken dat aan de Lange Meent het oude pand verving. Omdat tegelijk verschillende nieuwe machines delen van het oude handwerk hadden overgenomen, moest er wel een aantal arbeiders afvloeien. Zakelijk gezien stond de mosterdfabriek op een hoogtepunt. Onderdirecteur Velgersdijk was de motor achter de export naar landen als Amerika, Mexico, Transvaal en zelfs Afghanistan. Eerst betrof het alleen mosterd, maar daarna eveneens tafelzuren, Indian Chutney, een product voor de rijsttafel dat vooral in de oosterse landen gewild was, gestampte muisjes en ‘Cafco Latta (chocolademelk). Verder was men bezig met een nieuw assortiment: limonadesiroop, likeuren, advocaat, wijnen, vruchten op sap, azijn en gesteriliseerde rode bieten. Spoor had in 1950 zelfs een oplossing bedacht om het probleem van breuk in glaswerk aan te pakken via het in Amerika bedachte ‘pliofilm’, een soort lucht- en waterdicht cellofaan waarin de uitjes en augurken verpakt werden.
Directeuren
Omstreeks 1930 was Simon Mels directeur van de firma Spoor. In 1938 blijkt uit de acte van de dan opgerichte vennootschap het bedrijf in handen te zijn van de families Kupfer en Ubbink, die door huwelijken met elkaar verbonden waren. Per 1 januari 1946 werd directeur Simon Mels opgevolgd door Doris Wijnen die maar een jaar bleef. Langer hield Lambert Fokkema het uit. Hij leidde de fabriek tot eind december 1961 en woonde op diverse adressen in Culemborg, waaronder Casa Blanca. Fokkema genoot ook buiten Culemborg grote bekendheid, want hij was in 1952 de oprichter van de Nederlandse Export Combinatie. Deze NEC trachtte de exportmogelijkheden van Nederlandse firma’s te vergroten door samen te werken. Daarna kwam de Culemborgse onderneming in Limburgse handen, met als directeur Rudi Gerrits. Uiteindelijk viel het doek voor Spoor’s mosterd toen op 4 november 1970 het faillissement werd uitgesproken.

Ik werkte bij Spoor
We spraken met de heer … Middelkoop die van 1961 tot 1969 bij Spoor werkte. ‘Ik was blijven zitten op de MULO en mijn vader zei: ga eerst maar eens werken en zo kwam ik bij Spoor’s mosterd terecht. Er waren toen 40 a 45 medewerkers, ook huisvrouwen die halve dagen werkten. Het lege goed kwam aan de Meent aan. Twee man spoelden de lege potten, die daarna naar de vulmachines gingen. De deksels legde men toen nog met de hand op. De mosterd kwam uit Groningen. Het zaadpakhuis stond aan de Meent, waar drie zaadzolders waren. Azijn bestond uit water aangelengd met een extract uit de fabriek van Verdugt in Tiel. Ben Salari mengde alles. Voor blanke en geel/bruine azijn voegde hij karamel toe. Spoor maakte eveneens aanmaaklimonadesiroop in de smaken sinas, citroen en frambozen. Ik heb ook op de vrachtauto gereden, net zoals mijn vader. Hij staat op de foto met de vrachtauto. Kijk eens naar zijn broek die is drie keer versteld, maar hij heeft wel keurig het stropje om. Ik zat op de Austin, gekocht bij de gebroeders Geurts. In totaal reden we met drie wagens en we leverden aan grossiers zoals Joustra, de Spar in Den Bosch, Vege in Veenendaal en Wika in Almelo. Menger Salari deed ’s middags de expeditie. Je moest zorgen op tijd binnen te zijn, want om zeven uur ’s avonds deed hij zijn kistjes (schoenen) uit en stopte. Was je dan nog niet terug, dan moest je ’s ochtends om zes uur weer komen. We hadden vier vertegenwoordigers die ieder een deel van het land bedienden. Als het in de zomer heel druk was werkten ze mee. Ze logeerden dan bij hotel Veen op de Markt. In de jaren zestig kwamen er diverse veranderingen, zoals in 1963 de eerste heftruck. Steriliseren ging eerst met stoom, daarna kwamen de autoclaven die onder druk werkten. Dat ging een stuk sneller.’
Peter Schipper