Zoeken

Rommelpot

Carnaval was van oorsprong het feest van Vastenavond dat vanaf de Middeleeuwen tot ver in de 18de eeuw in ons land werd gevierd. Voor het begin van de vastenperiode werden de bloemetjes nog eens flink buitengezet. De zottenfeesten verdwenen in de loop der tijd, maar wat bleef was de ‘rommelpotterij’, waarbij kinderen langs de deuren gingen en daarbij bedelliedjes zongen. In het oosten van het land wordt de rommelpot foekepot genoemd. (Dit artikel is gebaseerd op de jeugdervaringen van Jack van der Winkel.)

 

In de dagen voor de vasten trokken vroeger de kinderen zingend met de rommelpot langs de Culemborgse huizen.

Mijn grootmoeder heeft vele malen verhaald van haar jeugd. Zo vertelde zij over de dagen voor de vasten als de kinderen met de rommelpot langs de Culemborgse huizen trokken. Zij zong mij dan ook flarden van liedjes voor die bij het zo genoemde ‘rommelpot lopen’ hoorden. Als kinderen op Vastenavond met een rommelpot langs de deuren liepen om geld en versnaperingen op te halen, dan zongen zij liedjes als:

Ik heb al zo lang met de rommelpot gelopen,
Ik heb geen geld om brood te kopen,
Akke bakkerij geef mij van de zij,
Geef mij wat, geef mij een stuk van
Het varken zijn gat,
Geef mij zoet, alle jaar een oliekoe
…….

Rommelpotterai, rommelpotterij.
Geef m’n cent dan ga k voorbij,
‘k heb zo lang met de rommelpot gelope,
‘k heb geen geld om ‘n brotie te kope.
Rommelpotterai, rommelpotterij.
Geef me’n cent dan ga’k voorbij.
Vrouw geef me dit,
Geef me ‘n stuk van ‘t varreke ze gat.

Als je de rommelpotters binnen liet, dan kon je genieten van het melancholische foeke-geluid uit de rommelpot, van de blije kindergezichtjes en van die aardige oude deuntjes. De gevraagde traktaties behoefden heus niet veel te zijn. Als je ze een suikerbal achter hun kiezen stopte, dan bedankten ze je luid foekend met:

Hier woont een rijke man,
Die ons alles geven kan.
God zal ie lonen
Met honderdduizend kronen
Zalig zal ie sterven
En de hemel zal ie erven.

Voorbereidingen

Een rommelpot werd meestal door de kinderen zelfgemaakt. Dat vergde wel enige voorbereiding. Het belangrijkste deel was een varkensblaas! Die varkensblaas moest een aantal weken drogen. Als de varkensblaas er een beetje perkamentachtig begon uit te zien was hij droog genoeg.

Daarnaast was er een dunne bamboestok van 20 tot 30 centimeter nodig. Eén uiteinde daarvan werd in het midden van de varkensblaas geduwd, zodat er aan de andere kant een uitstulping ontstond. Met een dun (vlieger)touw werd de bamboestok aan die kant aan de varkensblaas vastgebonden.

Hierna werd de blaas met het bamboeriet over een blik of een aarden pot gespannen en met een touw vastgemaakt. Het bamboerieten stokje moest precies in het midden zitten. De blaas moest zo gespannen worden dat het stokje rechtop bleef staan. Daarmee was de rommelpot klaar. Het kenmerkende foeken ontstaat door het stokje in de hand te nemen en met een wrijvende beweging het vlies te laten trillen. Het blik of de pot fungeert daarbij als klankkast.’

Meer rommelpotliedjes

De versjes zijn in 1942 uit de mond van Culemborgers opgetekend.

Vrouwtje het is Vastenavond,
Ik kom niet thuis voor vanavond,
Ik kom niet thuis voor morgenvroeg,
Morgen vroeg is tijd genoeg.

…….

Ik heb nog een klein hoendertje
En dat moet er van de avond aan
Als ik mijn hoendertje braaien wil
Dan wordt mijn potje vuil
Als ik mijn potje schuren wil
Dan tintelt mijn duim
Als ik mijn duimpje warmen wil
Dan valt de schoorsteen in
Als ik mijn schoorsteen maken wil
Dan valt mijn deur in het slot
Als ik het slot verbreken wil
Dan val ik in het varkenskot
Mijn varken begon te zingen,
Mijn varken begon te springen,
Mijn varken heeft de rooie rok
Morgen ligt ie dood in het hok.

…….

Klein zieltje, klein zieltje
Zit achter de deur, hoe treurt hij zo zeur
Ik zal er niet treuren, hoe groot of ik word
Ik val op mijn knieën en bid er voor god
Dan is alles gedaan (bis)
Dan zal er de hemel wel open gaan.

…….

Rommelpotterij, rommelpotterij
Geef me een centje en ik ga voorbij
Geef me een appel of een peer
En je ziet me het jaar niet weer.

…….

Geeft wat om de rommelpot
‘t Is zo goed voor hutsepot
Van de liere, van de lare
Van de liere lierom la
Vrouwtje geeft op God’s gena
Geef wat spek en geef wat worst
Geef wat bier al voor de dorst
Geef ons ene rib of twee
Geef ons dat voor moeder mee
‘t Varken heeft een lange staart
‘t Is ook wel het eten waard
Karbonaden op den dis
Dan is ‘t thuis ook kerremis
Vrouwtje geef zo veel gij kunt
Hemelsvreugd wordt u gegund.