Zoeken

Verffabriek Batouwe

’t Komt van Culemborg, ’t komt van Batouwe!’

Soms komt er nog wel eens eentje tevoorschijn: een wat roestig verfbusje met een etiket van verffabriek Batouwe uit Culemborg. Het is een relikwie van een verdwenen stukje Culemborgse geschiedenis. Wie weet nog dat er naast meubels, sigaren, jenever en mosterd ook verf in de Lekstad werd geproduceerd? In het onderstaande nemen we u mee naar een stuk industrieel verleden.

Een blik in de verfmakerij
Schilders met visie en daadkracht

In 1840 vestigde Adrianus Schouten (overleden 1909) zich als verver en glazenmaker in een huis in de Goilberdingerstraat te Culemborg. In die tijd was het gebruikelijk dat een schilder zelf zijn verven maakte. Dat deed hij op een ambachtelijke manier door de ingrediënten met stenen molens te vermalen en de fijne kleurstoffen te wrijven met een granieten loper op een marmeren plaat. Op een kachel of fornuis kookte hij de lijnolie, stookte er de standolie en smolt zo eveneens de copal (= natuurlijke hars). Dat Schouten zijn vak beheerste blijkt uit het feit dat steeds meer ambachtslieden uit de omgeving de weg naar zijn werkplaats wisten te vinden. Om over meer ruimte te beschikken kocht hij in 1860 het oude logement de ‘Drie Zwaantjes’ aan de Herenstraat. Adrianus had een zoon, Teunis (1855 – 1936), die in 1870 zijn entree in de onderneming maakte. Na zijn huwelijk in 1885 vestigde hij zich in de Tollenstraat, waar hij de verfwaren ging verkopen. In 1910 trad de derde generatie aan: de broers Adrianus (1886 – 1957) en Minus Antoon (1889 – …) Schouten. Handelsreizigers en betere vervoersmiddelen gaven stoomverffabriek Batouwe de wind in de zeilen, een groei die pas door de perikelen van de Eerste Wereldoorlog, met z’n schaarste aan grondstoffen, afvlakte.

Vanaf 1920 brak een betere periode aan. Productie en magazijnen werden geconcentreerd in een nieuw pand aan de Achterstraat, waar in de loop der tijd door het vol bouwen van de binnenterreinen, tot aan de winkel in de Tollenstraat, één groot complex ontstond. Ook het machinepark werd vernieuwd en stoomkracht maakte plaats voor elektrische drijfkracht. Aanvankelijk voornamelijk om het eigen personeel te huisvesten liet het bedrijf vanaf 1923 woningen bouwen, zoals aan het Bakelbos. In 1928 kreeg de firma een andere juridische status door omzetting in de N.V. Handelsvennootschap v/h A. Schouten, met de beide broers Schouten als directeuren en spoedig als enige aandeelhouders. Een van hun eerste daden was de aankoop van het oude, aan de overzijde van de straat gelegen, Pieters gasthuis.

Minus Schouten in de expositiestand

In een bewaard gebleven notulenboek lezen we dat de zaken tussen 1928 en 1932 goed rendeerden. De gemaakte winst stond een jaarlijks dividend toe van circa 5 procent. Beide directeuren ontvingen per jaar bovendien ieder ƒ 3.600,- als salaris. Naarmate de jaren dertig vorderden manifesteerden zich de gevolgen van de ingetreden economische depressie. Er is sprake van toenemende bezorgdheid over de groeiende post ‘dubieuze debiteuren’ en de afschrijvingen op voorraden en onroerend goed. Dividend werd niet meer uitgekeerd, het directiesalaris voorlopig met 50 gulden per maand gekort en panden werden met hypotheek bezwaard. Toch toonden Adrianus en Minus durf door een perceel boomgaard aan de Van Pallanddreef aan te kopen, gefinancierd door de verzekering op het leven der beide directeuren te belenen! Vanaf 1936 verrezen hier in de Prinzes Julianalaan en de Prins Bernhardstraat in opdracht van de N.V. naar ontwerp van architect Eikelenstam middenstands- en arbeiderswoningen. Beide broers staken er ook zelf geld in, wat Minus Schouten in de aandeelhoudersvergadering van februari 1940 deed verzuchten dat hij ‘het geheele jaar door van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in het bedrijf werkzaam is, terwijl tevens al zijn geld daarin is gestooken en de eenige belooning daarvoor is een salaris van ƒ 3.600,-‘. Zijn woorden waren niet tevergeefs; het salaris van de directie werd verhoogd tot ƒ 6.000,- per jaar.

Het 100 jarig bestaan

Twintig maart 1940 is het groot feest, want de verffabriek bestaat 100 jaar. ’s Middags is er een receptie in de foyer van het Luxor op de Markt, waar maar liefst 140 bloemstukken en vele cadeaus uitgestald staan. Ruim 220 personen van heinde en verre tekenen het felicitatieregister. Prinses Juliana en Prins Bernhard sturen een dankbetuiging voor het hun opgezonden jubileumboekje en de burgemeester deelt mee dat de firma zich voortaan ‘koninklijke’ en ‘hofleverancier’ mag noemen. Het personeel krijgt een week extra loon. Op hun beurt bieden de werknemers de directie een in Gouda vervaardigd tegeltableau met daarop de fabriek en het productieproces aan. Dit tableau zat direct bij betreding van het pand ingemetseld in een muur. Eind jaren zeventig is het helaas verdwenen.

Het 100-jarig bestaan

De firma kende uiteindelijk drie hoofdafdelingen: de verffabriek, een schildersbedrijf en aan de Tollenstraat op de nummers 8 en 14 winkels voor complete wooninrichting, drogisterij, verfhandel en stoffeerderij. Voor een ruim assortiment van verf en kwasten tot aspirines, behang en meubels konden de klanten bij Schouten terecht. Daarnaast was er nog de exploitatie van zo’n zestig woningen. Het aantal werknemers schommelde rond de achtentwintig.

Maatwerk

De Tweede Wereldoorlog bracht in een markt met teruglopende vraag en schaarser wordende grondstoffen nieuwe uitdagingen. Toch werd er, met uitzondering van 1942, in die moeilijke jaren winst gemaakt. Na de oorlog vonden er binnen de branche van de verf- en vernisfabricage grote omwentelingen plaats. Naast de klassieke lakken kwamen nieuwe verven, gebaseerd op kunstharsen, cellulose en chloor-rubber. Een vakman-schilder opdrachten geven werd in het uitdijende sociale paradijs Nederland steeds duurder, maar creëerde aan de andere kant kansen in de groeiende ‘Doe-het-zelf-markt’. Doelbewust richtte de Culemborgse verffabriek zich met op maat gefabriceerde producten op deze nieuwe klanten. Commercieel gezien ging het de firma voor de wind: met uitzondering van 1952 en 1953 werd er in de wederopbouwjaren vijftig winst gemaakt.

Allerlei producten

Verffabriek Batouwe bracht een breed assortiment verven op de markt. De prijscourant uit 1928 vermeldt allerlei standverven, lijnolie, siccatief en onder de lakken vooral het merk Batolin, een voor gebruik gerede Japan lak en zeer geschikt voor de radiator, de auto en het schoolbord. Esculex ‘plastic enamel’ was een sneldrogende en in één laag dekkende muurverf op waterbasis. Cerusol werd aanbevolen als een loodvrije, helderwitte, in lijnolie gebleekte verf. Een flyer uit 1954 prijst Batol aan als een koudwater muurverf in poedervorm. In dezelfde serie leverde men een snel drogende grondverf en glanslak. Voor de doe-het-zelver stond voorjaar 1958 Edeline gereed, ‘waarmede ook de amateur zijn woning een modern aanzien kan geven’. Toen Culemborg in 1952 feestelijk herdacht dat stadgenoot Jan van Riebeeck driehonderd jaar geleden de Kaap kolonie had gesticht, haakte de fabriek daarop in met Jan van Riebeeck muur- en aluminiumverf. Verder leverde men onder andere beitsen, houtlijm, kwasten, stopverf en de wrijfwas 1840.

Het einde

Midden jaren vijftig raakten de beide directeuren Schouten op leeftijd. Adrianus liep tegen de zeventig. Minus was wat jaren jonger maar had een slechte gezondheid. Geschikte opvolgers stonden er binnen de familie niet klaar en daarom moesten er andere oplossingen gezocht worden. Deze werden gevonden in de persoon van Johan de Bruin, die in 1920 op dertienjarige leeftijd in dienst van de fabriek getreden was. Hij klom op tot boekhouder en kreeg in 1945 de functie van adjunct-directeur. Het concern werd opgesplitst in drie onderdelen. Johan de Bruin zette de verffabriek en het schildersbedrijf voort, zijn twee broers gingen het winkelbedrijf in de Tollenstraat exploiteren en Minus Schouten bleef verantwoordelijk voor de onroerende goederen.

Voor het bedrijfspand in de Achterstraat wordt de verf geladen

De jaren zestig wisten de verffabriek en het schildersbedrijf door te komen, maar vanaf begin jaren zeventig liep de omzet drastisch terug en schreef men rode cijfers. Daar kwam bij dat Johan de Bruin inmiddels ook op leeftijd raakte en geen opvolger klaar stond. Bovendien veranderde de markt: de klant stelde steeds hogere eisen en vroeg innovatieve producten. De almaar hogere kosten, onder andere door uitdijende sociale voorzieningen, konden niet opgevangen worden door omzetstijging. Door bedrijfsbeëindiging, faillissementen en overnames maakten op den duur enkele grote firma’s de dienst uit. Voor verffabriek Batouwe kwam daar nog bij dat de bedrijfsgebouwen in de binnenstad lagen, waar milieuhinder en ruimtegebrek schaalvergroting onmogelijk maakten. Kapitaal en zakelijke moed om naar het nieuwe industrieterrein te verkassen was er niet en zo kwam er in 1976 een einde aan ruim 135 jaar verf maken in Culemborg.

Een sociaal bedrijf

In 1933 kocht de directie het huis van medewerker G. Philippi in de Herenstraat ‘om hem uit de moeilijkheden te helpen’. In 1942 was Gradus Philippi vijftig jaar in dienst van de fabriek. Uit waardering ontving hij het schilderij ‘Doorkijk van de Binnenpoort op het stadhuis’, gemaakt door collega en schilder Klaas van Os. In 1947 kreeg Philippi de bronzen medaille behorende bij de Orde Oranje Nassau opgespeld.

Wie dat wilde kon vanaf februari 1949 op initiatief van Kees Ansems wekelijks geld sparen, waarmee een of meerdere loten van de Staatsloterij werden gekocht. Datzelfde jaar startte schilder J. Puts de S.C.S. = Schilders Club Schouten. Op de avondcursus leerden de deelnemers ‘nog iets van het schildersvak bij’.

Op 24 december 1950 ontvingen alle werknemers een kerstkrans.

Daarom de wethouder Schoutenweg

Adrianus Schouten had een indrukwekkende staat van dienst. Naast zijn directeurschap van de verffabriek was hij vanaf 1932 wethouder van Culemborg en tussen 1945 en 1949 waarnemend burgemeester, waarvoor hij benoemd werd tot Ridder in de Orde Oranje Nassau. Meer dan dertig jaar was hij lid van de Kamer van Koophandel en Fabrieken; de laatste twintig jaar als waarnemend voorzitter. Voorts was hij president-kerkvoogd van de NH gemeente en dijkgraaf van het polderdistrict Culemborg. Zat in tal van verenigingen en commissies en was ook politiek actief als voorzitter van de Culemborgse VVD en in de Provinciale Staten. Terecht is Adriaan Schouten geëerd met een naar hem vernoemde weg.

Peter Schipper